Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AL7022

Datum uitspraak2003-09-24
Datum gepubliceerd2003-10-03
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers44133 / HA ZA 98-1530
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schilderijen en deskundigenonderzoek.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Civiel Vonnis : 24 september 2003 Zaaknummer : 44133 / HA ZA 98-1530 De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van: [Eiser], wonende te [woonplaats], eiser, procureur mr. H.F.M. Beaujean; tegen: 1. de vennootschap onder firma GALERIE KEERDER KUNSTKAMER, gevestigd te [woonplaats], gedaagde sub 1, procureur mr. P.W.P.M. Simons; 2. [Gedaagde sub 1], laatstelijk wonende te [woonplaats], gedaagde sub 2, procureur mr. P.W.P.M. Simons; 3. [Gedaagde sub 2], wonende te [woonplaats], gedaagde sub 3, procureur mr. P.W.P.M. Simons. 1. Het verdere verloop van de procedure De deskundigen hebben bij rapport van 6 mei 2002, respectievelijk 10 januari 2003, de bij tussenvonnis van 20 december 2001 respectievelijk gelaste deskundigenberichten uitgebracht, die zich bij de stukken bevinden. Eiser en gedaagden hebben vervolgens ieder een conclusie na deskundigenbericht genomen, waarbij zijdens eiser producties in het geding werden gebracht. Ten slotte hebben partijen wederom vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden. 2. De verdere beoordeling 2.1 In zijn laatste conclusie (na deskundigenbericht) zoekt eiser naar rectificatie van het eerder tussenvonnis, waarin is vermeld dat eiser zich destijds niet had uitgelaten omtrent de te benoemen deskundigen. De rechtbank heeft echter in haar brieven van 31 januari 2002 en 7 februari 2002 aan eisers procureur al uitvoerig gemotiveerd dat en waarom moest worden geconcludeerd dat door eiser geen rechtsgeldige akte was genomen. Er is geen sprake van, zoals eiser nu wil suggereren, dat die akte bij de rechtbank destijds in het ongerede is geraakt. 2.2 In de laatste conclusie (na deskundigenbericht) van gedaagden wordt gemeld dat gedaagde sub 2 in maart 2002 is overleden. Gelet op artikel 256 Rv (oud) concludeert de rechtbank uit de onderhavige stukken dat ervoor is gekozen om ook de procedure tegen gedaagde sub 2 voort te zetten. 2.3 Na deze inleidende opmerkingen overweegt de rechtbank ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling van de zaak het volgende. 2.4 Deskundige Hagen heeft, voorzover te dezen van belang, de hem voorgelegde vragen als volgt beantwoord. De schade is volgens hem aanzienlijk, mede omdat de faam van de kunstenaar is dat hij zijn visie in gladde geometrische vlakken tot uitdrukking brengt. Het beeld heeft in deze beschadigde toestand nog wel degelijk een artistieke waarde en daarmee een reële geldwaarde op de huidige kunstmarkt. De waarde in het economische verkeer van het beeld in de huidige beschadigde toestand wordt door de deskundige geschat op € 8.000,--. De reële waarde van het beeld in onbeschadigde toestand op de kunstmarkt is volgens de deskundige te taxeren op € 32.000,--. 2.5 Deskundige Steylaert heeft de hem voorgelegde vragen als volgt beantwoord. Het beeld kan volgens de deskundige niet hersteld worden, omdat het te dunwandig is om het goed te kunnen repareren. Het risico van reparatie - het vervangen van de beschadigde achterkant van het beeld - bestaat daarin dat er te zijner tijd waarschijnlijk scheuren in de lasnaden zullen ontstaan doordat de rest van het beeld de "nieuwe wand" niet zal houden. De draagkracht is dan volgens de deskundige niet meer in balans. Het beeld moet en kan opnieuw gegoten worden. De kosten van het opnieuw gieten en afwerken van het beeld en de transportkosten bedragen € 18.700,-- exclusief BTW en exclusief de kosten van het plaatsen van het beeld, hetgeen door een aannemer of steenhouwer moet gebeuren. De werkzaamheden die hiervoor door de bronsgieter verricht moeten worden zijn: afvormen, gieten, schuren, RVS-bestendigen, en patineren. De daarvoor benodigde tijd bedraagt veertien werkbare weken. De werkzaamheden die hiervoor door de kunstenaar kunnen worden verricht zijn: het beeld in de oorspronkelijke vorm terugbrengen, zodat er weer een goed gietmodel uit voort komt en het transporteren van het beeld naar de gieterij, zodat er met het gietproces kan worden begonnen. Het beschadigde beeld kan volgens de deskundige worden gesmolten en het gesmolten brons kan opnieuw worden gebruikt. De waarde van dat gesmolten brons bedraagt € 315,--. De slotvraag wordt door de deskundige aldus beantwoord dat hij adviseert om het beeld onder toezicht van beide partijen bij de bronsgieter te laten vernietigen, nadat daarvan een model is gemaakt. 2.6 Uit de in samenhang gelezen deskundigenberichten concludeert de rechtbank dat het beeld niet reparabel is, maar dat wel een nieuwe mal kan worden gemaakt, waarna met die nieuwe mal het beeld opnieuw kan worden gegoten, daarbij gebruik makend van het gesmolten brons van het ten processe bedoelde beeld. Dat betekent dat de schade moet worden begroot op basis van de kosten van het opnieuw gieten van het beeld, nadat daarvan een nieuwe mal is gemaakt. De waarde van het gesmolten brons hoeft daarop niet in mindering te worden gebracht, omdat in de door deskundige Steylaert begrote kosten van herstel kennelijk geen materiaalkosten, althans geen kosten van het gebruik van brons, zijn begrepen. Partijen erkennen in beginsel de juistheid van de door de deskundige Steylaert begrote kosten van herstel en de transportkosten, ten bedrage van in totaal € 18.700,-- exclusief BTW, met dien verstande dat eiser stelt dat de daarin begrepen kosten van transport, welke door eiser worden geschat op € 400,-- à € 500,--, niet voor rekening zijn rekening komen. 2.7 De rechtbank is van oordeel dat de schade moet worden begroot op de kosten van herstel van het beeld, inhoudende het opnieuw gieten van het beeld, nadat er een nieuwe mal is gemaakt, zoals door deskundige Steylaert is begroot. De rechtbank kan zich niet verenigen met het standpunt van gedaagden dat op die vorenbedoelde kosten van herstel de huidige waarde van het beeld - door deskundige Hagen begroot op € 8.000,-- - in mindering moet worden gebracht. Door het smelten van het huidige beeld, nadat daarvan een nieuwe mal is gemaakt, gaat het huidige beeld immers verloren, en vertegenwoordigt het, behoudens de waarde van het gesmolten brons, geen waarde meer. De op eiser rustende schadebeperkingsplicht brengt met zich dat hij zijn schade moet beperken. De goedkoopste wijze waarop eiser geheel wordt vergoed, is dat hem de kosten worden vergoed van het opnieuw gieten van het beeld. Tot de kosten van herstel behoren ook de kosten van het transport van het beeld van en naar de bronsgieter, omdat deze kosten noodzakelijk zijn in verband met het herstel van het beeld, waarvoor gedaagden aansprakelijk zijn. 2.8 De rechtbank merkt op dat de door de deskundige Steylaert begrote kosten meer bedragen dan hetgeen eiser in zijn inleidende dagvaarding heeft gevorderd en dat eiser zijn eis naar aanleiding van voormelde kostenbegroting ook niet heeft vermeerderd. Dat betekent dat slechts het bij eis gevorderde kan worden toegewezen. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten liggen als zijnde redelijk, in redelijkheid gemaakt en voldoende onderbouwd voor toewijzing gereed. Ten slotte zal de rechtbank de gevorderde rente toewijzen vanaf 15 maart 1998, nu eiser gedaagden bij schrijven van 17 februari 1998 tegen eerstgenoemde datum in gebreke heeft gesteld. 2.9 Al het vorenstaande brengt met zich dat de vordering moet worden toegewezen, behoudens voorzover daaromtrent hierboven anders is overwogen, en dat gedaagden als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van deze procedure moeten dragen. 3. De beslissing De rechtbank: veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te betalen een bedrag van € 18.420,53, vermeerderd met de wettelijke rente over € 17.723,83 vanaf 15 maart 1998 tot aan de dag der algehele voldoening; veroordeelt gedaagden in de kosten van de procedure aan de zijde van eiser gevallen en tot op heden begroot op: Kosten exploot € 139,99 Vast recht € 349,41 Deskundigenkosten€ 1.382,26 Salaris procureur€ 1.755,00 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. Hoekstra, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier. MT